Materialenkennis
Ken je alle (isolatie)materialen waarmee je in contact komt? Bij deze een kort overzicht :
Minerale wol
Isolatiemateriaal van minerale oorsprong, zoals glaswol of rotswol. Deze isolatie is van nature zeer brandveilig. Minerale wol heeft een gemiddelde lambda-waarde van 0,035 à 0,042 W/mK.
Glaswol
Glaswol is een silicaatproduct, vervaardigd uit zand en gerecycleerd glas. Het is niet brandbaar en niet oplosbaar in water, en daardoor erg geschikt als bouwmateriaal. Glaswol kan jeuk veroorzaken, werk dus met beschermende kledij. Glaswol weegt weinig en is eenvoudig te verwerken. Men kan het best snijden met een lang (brood)mes. Het kan worden gevouwen en in onregelmatige ruimtes worden gepropt. Glaswol is isolerend door haar zeer open driedimensionele structuur. De lucht wordt als het ware ingesloten tussen de vezels en kan dus niet circuleren en warmte afvoeren.
Ecose-technologie : wij werken al 35 jaar met producten van Knauf Insulation, welke enkele jaren geleden een nieuwe lijmtechnologie introduceerde voor haar glaswolproducten. Deze glaswol heeft niet de gekende gele kleur maar opnieuw de originele bruine kleur van glaswol gekregen. Een belangrijk voordeel van dit milieuvriendelijke bindmiddel is dat deze ervoor zorgt dat de glaswol veel minder jeukt.
Rotswol/steenwol
Steenwol is een isolatiemateriaal dat wordt vervaardigd uit diabaas of basalt (vulkanische gesteenten). Bij 1.400 °C wordt de steenmassa gesmolten en in een spinner (reuze trommeloven) weggeslingerd, waarna de vloeistof weer stolt tot draden. Samen met een bindmiddel worden van de vezels in een verhardingsoven een mat gemaakt. De steenwol wordt gebruikt voor warmte-isolatie van woningen en als bodem voor het opkweken en telen van planten.
Rotswol wordt zeer vaak onder de merknaam van de wereldwijd grootste producent van steenwol genoemd en is als merknaam dus gekender dan als basisproduct. Rotswol wordt op dezelfde manier als glaswol verwerkt en geplaatst, maar is zwaarder en scherper. Ook rotswol veroorzaakt jeuk, draag dus beschermkledij.
Cellenglas
Cellenglas wordt geproduceerd op basis van glas dat gesmolten, terug afgekoeld, verbrijzeld en tot poeder vermalen wordt. Het glaspoeder expandeert door het op te warmen tot ca. 850 °C, waarbij miljoenen celletjes gevormd worden, gevuld met een isolerend gas.
Cellenglas heeft een gemiddelde lambda-waarde van 0,042 à 0,048 W/mK.
Polyurethaan (PUR)
Polyurethaan (PUR) is een grote familie van polymeren die veel toepassingen kent (van matrassen, autozetels & dashboards, tot coatings/lakken, lijmen en ook isolatiematerialen). Het is een tweecomponentenschuim van isocyanaat en polyol, welke bij gemengd verspuiten een exotherme reactie geeft die resulteert in een (urethaan)binding. De hier beschreven PUR is een relatief hard kunststofschuim, geelkleurig isolatiemateriaal met dichte cellen gevuld met een warmteisolerend gasmengsel, toegepast in isolatie van gebouwen, koelkasten, …
PUR heeft een gemiddelde lambda-waarde van 0,028 à 0,032 W/mK.
Opgelet : door rijping en het ter plaatse spuiten haalt men deze theoretische waarden (soms) niet.
Polyisocyanuraat (PIR)
Wit-geelkleurige variante van PUR, maar brandveiliger. De brandveiligheid wordt vooral gehaald uit de afwerking van de platen PIR met aluminiumfolie die ook aan de randen van de platen aanwezig is.
PIR heeft een gemiddelde lambda-waarde van 0,023 à 0,026 W/mK.
Polystyreen
Dit kunststofmateriaal (polymeer van het monomeer styreen) wordt veel gebruikt voor goedkope geperste voorwerpen zoals wegwerpbekertjes of beschermende verpakking. Het wordt ook vaak als schuim geproduceerd door toevoeging van CO2 en is in deze vorm beter gekend als piepschuim. Het glaspunt van polystyreen is 95 °C. Boven die temperatuur wordt het materiaal slap en vervormbaar.
Geëxpandeerd polystyreen (EPS)
Geëxpandeerd polystyreen (expanded polystyrene) is een gekend wit kunststofmateriaal dat wordt gebruikt in diverse toepassingen. Eén kubiek meter EPS bevat ± 10 miljoen bolletjes, ook wel parels genoemd. Elke parel telt 3.000 gesloten cellen die met lucht gevuld zijn. Concreet bestaat EPS qua volume slechts voor 2% uit polystyreen en voor 98% uit (stilstaande) lucht, wat haar goede isolerende eigenschappen verklaart. Vocht (en waterdamp) tasten EPS niet aan. Dankzij haar specifieke celstructuur kunnen (afhankelijk van de densiteit) grote mechanische belastingen worden opgenomen. EPS-producten zijn licht van gewicht. EPS is een ‘monomateriaal’ (bestaat uit één materiaalsoort) waardoor het bij uitstek voor recyclage in aanmerking komt. Het is bovendien grondwater-neutraal. EPS-producten worden vervaardigd in de vorm van blokken welke worden versneden tot platen en vele willekeurige vormen. Ze worden onbekleed (naakt) of met bekleding (gecacheerd) geleverd, tot zelfs gebruikt in samengestelde producten als sandwichpanelen. De aanduiding van de EPS-kwaliteiten was oorspronkelijk gebaseerd op de volumieke massa. Volgens de Europese norm NEN-EN 13163 is de aanduiding thans gebaseerd op de druksterkte bij 10% vervorming (een materiaaleigenschap, géén toelaatbare spanning).
EPS heeft een gemiddelde lambda-waarde van 0,033-0,045 W/mK (afhankelijk van de densiteit).Geëxpandeerd polystyreen (EPS)
Geëxtrudeerd polystyreen (XPS)
Geëxtrudeerd polystyreen (extruded polystyrene) is een even goed gekende vorm van polystyreen en wordt in de handel vnl. verkocht als gele of blauwe onbeklede platen voor spouwmuurisolatie.
XPS heeft een gemiddelde lambda-waarde van 0,034 W/mK.
Verkoop van materiaal
Op zoek naar kwalitatief materiaal om zelf aan de slag te gaan in jouw duurzame verbouwing ? Wij zorgen voor materiaal op maat met advies. Klik hier voor meer informatie !
Terminologie
Hoewel veelgebruikt, zijn niet alle begrippen in de bouwfysica en isolatiewereld even duidelijk of gekend. Ook de nieuwe EPB-regelgeving deed enkele veelgebruikte begrippen en grootheden wijzigen van betekenis of berekeningsmethode, waardoor verwarring kan ontstaan. Wij proberen de mist wat te doen optrekken.
K55-norm
De vroegere norm aangaande thermische isolatie in een gebouw. Het doel was een bepaald isolatieniveau te behalen, nl. het K-peil van de globale woning (hoofdletter K). Dit K-peil moest kleiner dan 55 zijn en er waren minimale isolatiewaardes per gebouwonderdeel vereist (k-waarde met kleine k). Algemeen werd deze regel als administratief beschouwd, gezien de geringe controles op de werven.
Met de komst van de EPB-regelgeving is de controle veel gerichter geworden aangezien er een EPB-verslag dient te worden gemaakt en de link zal worden gelegd naar een energieprestatiecertificaat (EPC). In de EPB-regelgeving is de term k-waarde (kleine k) om misverstanden te vermijden intussen vervangen door de term U-waarde (hoofdletter U).
Energieprestatieregelgeving (EPB)
De vroegere K55-norm werd vervangen door de veel uitgebreidere EPB-regelgeving. Deze nieuwe Vlaamse wetgeving, die in voege trad op 1 januari 2006, legt richtlijnen vast om het energieverbruik en het comfort in woningen te verbeteren. De K-peil eis K-45, de E-peil eis E-100, ventilatievoorzieningen en maatregelen tegen oververhitting in zomercondities zijn sinds 2006 eisen waaraan elke nieuwbouwwoning moet voldoen. Deze eisen werden na 2006 geleidelijk aan steeds verstrengd.
Warmtegeleidingscoëfficiënt of lambda-waarde (W/mK)
De lambda-waarde is de relatieve isolerende waarde van een bepaald materiaal en is dus een materiaaleigenschap. Hoe lager de lambda-waarde, hoe beter het materiaal isoleert.
Soms is een materiaal met hogere lambda-waarde geschikter wegens andere eigenschappen die beter scoren (drukvastheid, milieuvriendelijkheid, kostprijs). In dat geval dient deze hogere lambda-waarde gecompenseerd te worden door een dikkere uitvoering van het isolatiemateriaal.
U-waarde (vroegere k-waarde) (W/m²K)
De U-waarde is een maat voor de warmteverliezen die via transmissie door de buitenschil van het gebouw (muren, dak, vloer, deuren en ramen) plaatsvinden. Ze drukt uit hoeveel warmte-eenheden per uur, per vierkante meter en per graad temperatuurverschil tussen binnen- en buitenomgeving overgaan van de lucht in een binnenruimte naar de buitenlucht.
Om het warmteverlies voor een onderdeel van de woning (muur/vloer/…) te becijferen, dien je te beschikken over de isolatiewaarden en diktes van elk materiaal van dat onderdeel.
De U-waarde, uitgedrukt in W/m²K, is het omgekeerde van de R-waarde (warmteweerstand).
Let op : wil je de U-waarde van een deel van de gebouwschil berekenen (vloer-muur-dak) moet je ook nog de overgangsweerstanden in rekening brengen.
Warmteweerstand R-waarde (m²K/W)
De warmteweerstand van een materiaal is de mate waarin een materiaal warmteverliezen tegenhoudt. Je kan deze berekenen door de dikte van het materiaal (in meter) te delen door zijn lambda-waarde.
Netto-energiebehoefte
De netto energiebehoefte (in de EPB software aangeduid als NE) staat voor de energiebehoefte voor zowel verwarming als koeling. Met andere woorden, hoeveel energie is er nodig op jaarbasis om de woning warm te houden in de winter en eventueel te koelen in de zomer. Deze energiebehoefte is uitgedrukt in kWh/m². De netto energiebehoefte is enkel afhankelijk van zaken die het warmteverlies en zonnewinsten beïnvloed. De plaatsing van zonnepanelen of een warmtepomp zal dus geen invloed hebben op de netto energiebehoefte.
K-peil
Het K-peil (soms ook globale K-waarde genoemd) is een getal dat diverse gebouwelementen beoordeelt op hun invloed op het globale isolatieniveau van een gebouw (isolatie, koudebruggen, compactheid,…) Hoe lager het K-peil, hoe beter het gebouw geïsoleerd is en hoe minder warmteverliezen er zijn. Het K-peil is dus als het ware het thermisch visitekaartje van een gebouw.
Volgens de nieuwe norm mag het K-peil van een woongebouw max. 45 bedragen (voordien K55). Het K-peil wordt berekend aan de hand van de U-waarde van de aparte constructieonderdelen (vloer, dak,wand,…). Er werden echter veel meer parameters toegevoegd dan in de oude normen, welke het resultaat in belangrijke mate beïnvloeden. Vanaf 2012 is een K40-peil de norm.
Vanaf 2018 zal het K-peil vermoedelijk vervangen worden door een S-peil (cfr. verder).
E-peil
Het E-peil gaat nog een stap verder dan het K-peil. Het E-peil beoordeelt diverse gebouwelementen op hun invloed op het globale energieverbruik van de woning (isolatie, ventilatie, ketelrendement, warmwatertoestel,…) Hoe lager het E-peil, hoe minder energie de woning verbruikt. Het E-peil is dus de energetische vingerafdruk van een gebouw.
Volgens de EPB-regelgeving mag het E-peil vanaf 1/1/2006 nog max. 100 bedragen, verder verstrengd sinds 2010 naar E80, sinds 2012 naar E70, sinds 2014 naar E60, sinds 2016 naar E50 om in 2021 te landen op E30 (nearly-zero-energy of bijna-energie-neutraal).
S-peil
Het S-peil of Schil-peil is een vervanging voor het K-peil en de netto-energiebehoefte. Voor vergunningen die worden aangevraagd vanaf januari 2018 zal vermoedelijk geen K-peil meer van toepassing zijn. Dit zal worden vervangen door een schilpeil of S-peil. De eis voor het S-peil zal starten aan S31 en dit wordt verstrengd in 2020 tot een S-peil van S28, hierna is er voorlopig geen verdere verstrenging voorzien.
Momenteel zijn de eisen zo van toepassing dat de nadruk ligt op technieken en niet op de beperking van de energievraag. Het doel van het S-peil is hier verandering in te brengen. Veel van de problemen hebben onder andere te maken met de compactheid van de woning, bepaalde woningtypes worden hierdoor bevoordeeld.
Beschermd volume
Het woonvolume dat de werkelijk bewoonde en verwarmde vertrekken omvat, dus meestal zonder garage, kelder, ongeïsoleerde zolder. Isolatie wordt geplaatst in de scheidingswanden/vloeren tussen het beschermd volume en de rest van de woning of de buitenomgeving.
Compactheid
De compactheid van een gebouw drukt uit hoe efficiënt het beschermd volume is ingedeeld/opgebouwd. Ook de compactheid van het gebouw en het beschermd volume hebben een invloed op het K-peil.
Hoe compacter een gebouw, hoe lager het uiteindelijke K-peil. Vides, erkers, insprongen of uitbouwen, een oversteek, … doen het K-peil gevoelig stijgen. Een vierkant/kubusvormig gebouw haalt meestal een lager K-peil dan een langwerpige of ingewikkelde constructie ontworpen met dezelfde isolatiematerialen.
Luchtdichtheid
De luchtdichtheid van een gebouw geeft aan hoeveel kieren en spleten aanwezig zijn waarlangs koude buitenlucht in het gebouw geraakt of warme lucht uit het gebouw ontsnapt.
Gebrek aan luchtdichtheid zorgt voor verkeerde (ongecontroleerde) ventilatie, extra warmteverlies en soms condensatieproblemen.
Voorbeelden van luchtlekken zijn : kieren aan ramen en deuren, kieren tussen houten balken en metselwerk (houten roostering of dakgebinte, …), ingebouwde rolluiken, zolderluik of kelderdeur, brievenbusklep in deuren,… Vandaar de verklaring waarom een dakopbouw best volledig wordt gevuld met isolatiematerialen tot tegen het onderdak of de dakbedekking.
De luchtdichtheid van een gebouw kan worden gemeten met een “blower-door” test, waarbij men meet en berekent hoe vaak per uur het totale luchtvolume in een gebouw ververst wordt. De naam van deze test komt van het apparaat (een soort frame met vlies en ventilator) welke in een buitendeuropening wordt gemonteerd. Luchtlekken kan je ook lokaliseren met rookmachines, luchtsnelheidsmeters en thermografie.
Koudebrug
Een koudebrug is een onderbreking van de isolatieschil in het gebouw (waar het isolatieniveau veel slechter is dan de omringende isolatie).
Voorbeelden zijn : dorpels onder ramen, aansluitingen met terrassen, afwezigheid van isolatie bij de overgang van muur naar dak. Een koudebrug zorgt voor extra warmteverlies (hoewel deze meestal erg beperkt is) en mogelijk vochtproblemen zoals condensatie met schimmel (met grotere gevolgen).
Koudebruggen kunnen een nefaste invloed hebben op het K-peil en dienen sinds 1/1/2010 verplicht ingerekend te worden in het kader van de EPB-regelgeving.
Kritische koudebrug
Niet alle koudebruggen zijn ‘kritische’ koudebruggen ! Ze zijn er misschien wel maar veroorzaken geen grote problemen. Een ‘koudebrug’ moet 3°C warmer zijn/blijven dan het dauwpunt om niet kritisch te zijn. Dat noemt men de veilige “dauwpuntsafstand” waarbij geen problemen ontstaan op vlak van condensatie.
Uiteraard is die koudebrug wel een ‘verliespost’ qua warmte, maar je kan ze niet altijd oplossen of vermijden.
Energieprestatiecertificaat
Het Energieprestatiecertificaat (kortweg EPC) is een certificaat/label waarbij het E-peil van een gebouw in kaart wordt gebracht. Net als bij huishoudtoestellen wordt een energielabel toegekend aan een gebouw na een energie-audit. De score zal de waarde van de woning beïnvloeden eens ze kan worden vergeleken met voldoende andere woningen die te huur of te koop worden aangeboden en zal de kandidaat kopers/huurders informeren over de energetische kwaliteiten van het gebouw. Het EPC is daarom een verplicht document geworden bij de verhuur/verkoop van residentiële gebouwen.
BEN-woning
BEN staat voor Bijna Energie Neutraal. Bouwen volgens de BEN-principes wordt vanaf 2021 de standaard voor nieuwe gebouwen in Vlaanderen, in heel Europa zelfs. Het bijzondere aan BEN-woningen is dat ze weinig energie verbruiken voor verwarming, ventilatie, koeling en warm water. De energie die nog nodig is, wordt uit groene energiebronnen gehaald. De extra investering haal je er zo uit aan energievoordeel.
Maar er zijn ook extra premies, een korting op de onroerende voorheffing én bij sommige banken zelfs een extra voordelig bouwkrediet.
BEN-bouwen is vandaag haalbaar in nieuwbouw of zéér grondige verbouwingen. Voor zij die géén totaalrenovatie plannen hebben wij maar één advies : isoleer qua diktes minstens met de normen van overmorgen.